Een jonge man van twintig die opgroeit in een dorpje in Sicilië, wil de wereld in. Het leven is goed, hij heeft zijn eigen paard waarmee hij overal naartoe gaat, en hij houdt innig van Sicilië. Maar het leven is ook eentonig. De man, Antonio Grillo, wil meer. ,,Ik zoek andere hemels, ik zoek andere gezichten, het leven in dit dorp is altijd hetzelfde. Als het leven niet verandert, moet je het zelf veranderen.” In ‘De geur van de vrijheid’ beschrijft Giovanna Giordano die tocht. Op een dag in 1923 gaat Antonio aan een boord van een schip dat hem naar La Merica moet brengen, want dat is het land van de vrijheid waarnaar hij op zoek is. Het wordt een reis vol ontberingen, wonderbaarlijke gebeurtenissen, bijzondere ontmoetingen en beproevingen die veel van hem eisen.
Wie is de schrijver

Giovanna Giordano (1961) is schrijver en journalist, geboren in Milaan, opgegroeid in Sicilië, studie (kunst) in Florence. Nu woont en werkt ze weer in Sicilië. Ze heeft drie eerdere veelgeprezen romans geschreven, uitgekomen in 1996, 1998 en 2004, maar daarna is er lange tijd geen boek van haar verschenen. Net als De geur van de vrijheid gaan haar drie eerste romans over iemand die vanuit Sicilië de wereld in trekt. In een interview heeft ze eens gezegd, met een verwijzing naar de Siciliaanse schrijver Sciascia:
Sciascia zei dat er Sicilianen van de zee zijn en Sicilianen van de rotsen. Die van de zee gingen de zee op, die van de rotsen bleven kijken naar de zee en naar de mensen die vertrokken. Ik voel me een vrouw van de zee, klaar om op ieder willekeurig moment te vertrekken en bedroefd als mijn koffer te veel stof vergaart.
Italiaanse media hebben in 2020 gemeld dat ze door een Zweedse universiteit is voorgedragen als kandidaat voor de Nobelprijs voor de literatuur. Dit is haar eerste roman die in het Nederlands is vertaald.
Waar gaat De geur van de vrijheid over
De vergelijking met de Odyssee ligt voor de hand – al was het maar omdat Giordano het zelf vaak heeft over de roosvingerige dageraad, een beroemd beeld uit het gedicht van Homerus. Deze roman is voor een groot deel het verhaal van een vergelijkbare reis. Antonio ontmoet een bonte stoet van mensen, maakt dingen mee die eerder in een droomwereld thuishoren, wordt op de proef gesteld. Of hij hierdoor verandert, rijper wordt, groeit, dat laat Giordano in het midden. De vrijheid waar hij zo naar op zoek gaat, is vooral de mogelijkheid om weg te gaan, om het avontuur te zoeken. Dat krijgt hij dan ook in overvloed: vreugde en liefde, maar ook onheil en storm. Hij staat, onbevangen en onverschrokken, overal voor open.
Het aankomen in Amerika, het land van de roomkaas, van ,,vrouwen met fluwelen benen en uit de kraan zelfs champagne met bubbels’’, is niet belangrijk voor het verhaal. Giordano wijdt er maar een paar alinea’s aan. Het gaat, volgens het bekende cliché, niet om het aankomen, maar om de reis. Maar het gaat in dit boek zeker ook om het vertrek, om datgene waar Antonio afscheid van neemt. Ongeveer een derde van het boek gaat op aan de beschrijving van Antonio’s leven in het dorpje Gesso. Dat ligt in het noordoosten van Sicilië, met uitzicht op de Eolische eilanden – ongeveer zoals Giordano zelf heeft vanuit haar huis. Meeslepend beschrijft Giordano de geuren, de kleuren en de smaken, de vergezichten, de bomen en de stoffige grond, de oude waarzegster, zijn vader die weinig praat maar kernachtige waarheden debiteert, zijn stiefmoeder die meer houdt van haar eigen vlees en bloed.
Antonio geniet van die wereld, maar het is niet genoeg. Hij wil ,,op zoek naar op zoek naar wonderen, vrijheid en wellicht liefde’’. Daarom gaat hij weg. Helemaal los van Sicilië kom je niet, ook niet op zo’n lange reis die hem onder andere in Genua, Zuid-Spanje, de Canarische eilanden en de Bahama’s brengt. Antonio heeft een aantal dingen meegenomen met bijna magische kwaliteiten. Zoals een fles kersenlikeur (die maar niet leeg lijkt te raken) en een stukje zwavel (dat van pas komt als de pest uitbreekt). Tussen zijn schamele bezittingen is ook een kussensloop met de tekst ‘Wees altijd gelukkig’. Soms leiden die herinneringen tot heimwee, maar nooit overweegt hij terug te gaan. Had de oude waarzegster niet gezegd:,,Wie vertrekt, slaagt. Wie blijft, beschimmelt.’’
Enkele citaten
Als je jong bent lach je veel, dacht Antonio Grillo, maar een oude man lacht weinig omdat je na twee drie vier doden wat minder lacht. Een oude man die schatert van het lachen kan ik me niet herinneren, en hij dwaalde verder tussen de graven op de begraafplaats.
Er zijn bepaalde moeders op Sicilië die elke dag de navelstreng van hun zoon besmeren met suiker en gehaktballen en die is met geen mogelijkheid door te knippen,
Nog altijd in galop reden ze van hun huis naar beneden naar het kasteel, een stuk land dat ze allebei door en door kenden. De stapelmuurtjes, de asperges, het door bijen bewoonde kasteel, de moestuin met bloemkolen, de borders met lavendel munt salie rozemarijn, de bloemen die hun winterjas niet meer wilden en zich wilden uitkleden. De viooltjes begonnen al te bloeien en de eerste vlinders vlogen laag, de aronskelken lieten hun witte hoofd hangen en de abrikozen zochten de eerste zon om te rijpen. Een groepje katten maakten de krolste van allemaal, een groene poes, het hof. De bladeren van de perzikbomen waren opgekruld door de rupsen, in de appelbomen stonden de eerste knoppen, de olijfbomen droegen al bloesem in een nauwelijks waarneembare kleur geel, met de belofte dat er dat jaar veel olie zou zijn.
Hij voelde zich als de slinger van een regelmatige klok, klaar voor een tocht zonder tussenstops en zonder inzinkingen. Hij begreep dat hij nu, na vele avonturen op zee en bijna op zijn bestemming, als een diep in de aarde gewortelde cipres van Gesso was en dat er inmiddels geen wind meer was die zijn leven kon ontwrichten. Hij was kortom geen cipresje maar een toren, en vanaf deze toren bezag hij met dezelfde welwillendheid vriend en vijand, mussen en draken. Ja, welwillendheid. Dat was zijn opperste gave. Zijn welwillendheid betekende met een tedere blik kijken naar wat er gebeurde. Hij oordeelde niet en verwachtte geen slechte dingen van de gebeurtenissen of de mensen om hem heen, maar hij zag ook in de nacht altijd een gouden draad, het geglim van iets wat je aan het leven gebonden houdt. Deze welwillendheid, als een laklaag op een oosterse vaas, gaf hem kracht.
Wat vind ik ervan?
Dit is een boek dat je niet snel vergeet. De manier waarop ze schrijft over haar Sicilië is aanstekelijk. Je wordt als lezer vaak bevangen door het verlangen ook te kijken naar de pracht van de natuur (het verhaal speelt in het voorjaar, ver van de verzengende zomerhitte), ook mee te proeven van al het heerlijks. Provola’s bijvoorbeeld. Of visballetjes, kastanjemarmelade, kikkererwten met ansjovis, stoofpot van stokvis en hazelnoten in chocolade met een saus van cactus vijg. Giordano schrijft er zo zintuiglijk over dat je het water in de mond krijgt.
Het is niet een ‘gewone’ avonturenroman, geen ‘spannend’ boek. Giordano wisselt beschrijvingen en verhalende alinea’s voortdurend af met korte tussenzinnetjes. Die zijn een kort commentaar, een tegelwijsheid, soms een aforisme. Het zijn zinnen als:
Elk mens reist op het dubbele spoor van werkelijkheid en fantasie en schommelt en springt zoals hij wil tussen fictie en waarheid, ieder op zijn eigen manier.
Of
Wie een verre liefde heeft praat er altijd veel over. Wie een nabije heeft een beetje. Wie daarentegen de liefde al heel lang aan zijn zijde heeft praat er niet meer over.
Veel daarvan zijn prachtig, beeldend, het bewaren waard. Het versterkt het soms poëtische karakter van deze roman. Op zulke momenten is het een boek om langzaam te lezen.
Af en toe voelen de metaforen en vergelijkingen waarmee Giordano zo kwistig strooit, wel wat overdadig. Je krijgt een nieuwe metafoor aangeboden terwijl je de oude van twee zinnen ervoor nog niet hebt verteerd. Een voorbeeld:
‘Ik moet leven zoals die reiger’, zei hij tegen Elide. ‘Ik moet me laten meevoeren door het leven en meer niet, zonder inspanning.’
En even later
Antonio keek naar al die kaarten en dacht bij zichzelf: mijn leven is een kaartspelletje en ik moet het slim spelen. Hoe ik mijn kaarten speel bepaalt of ik win of verlies, hoe ik mijn dagen speel bepaalt of ik win of verlies. Ik moet het slim spelen.
Of ze zeggen niet zo veel: ,,De kapitein keek naar de priester met zijn nog geheven vuisten zoals je naar een man kijkt die uit de sterrenhemel is neergedaald.” Hè? En aan het einde van de reis verliezen de wonderlijke ontmoetingen iets van hun betovering. Alsof de fantasie van de schrijver op was. Maar dit zijn slechts kleine kanttekeningen bij een voor de rest fascinerend boek. Niet omdat het verhaal zo spannend is, maar om de bijzondere manier van vertellen. De geur van de vrijheid is zo rijk aan beelden en gedachten dat je het boek niet snel weglegt, ook al is het verhaal uit.
Over dit boek
Giovanna Giordano – De geur van de vrijheid
ISBN 9789028452060, 432 pagina’s
Oorspronkelijke titel: Il profumo della libertà
Vertaald door Miriam Bunnik en Mara Schepers
Uitgegeven door Wereldbibliotheek
Prijs 27,50 (e-book 12,99)
Ik besteed op dit blog regelmatig aandacht aan wat er verschijnt in Nederland aan vertaalde Italiaanse boeken en boeken over Italië. Eerdere recensies gingen over Elena Ferrante – In de marge; Mauro Corona – Als een steen in de stroom; Simona Lo Iacono – De albatros; Nicola Lagioia – Stad van de levenden; Paolo Cognetti – Het geluk van de wolf; Fik Meijer – De vele gezichten van Sicilië; Ilaria Tuti – Bloemen van steen; en Raffaella Romagnolo – Antonio’s oog. Zijn er andere thema’s waarover je hier graag zou lezen? Neem contact op