De Italiaanse schrijver Paolo Cognetti heeft veel succes gehad met romans waarin zijn liefde voor de bergen spreekt. Dat moet een stimulans zijn geweest om ook eens te kijken naar de boeken van Mauro Corona, een schrijver met wie Cognetti zich verwant voelt. Corona’s boeken hebben in Italië een trouw lezerspubliek gevonden. Voor zover ik heb kunnen nagaan is nu voor het eerst een ervan vertaald: ‘Als een steen in de stroom’, uit 2011. Hierin kijkt Corona terug op zijn leven, waarin de liefde voor de bergen en een zekere misantropie constanten zijn – de opdracht voorin het het boek luidt: ,,Voor de ongelukkigen, dus voor de gehele mensheid”.
Wie is de schrijver?

Mauro Corona (1950) omschrijft zichzelf als een vrije geest. Hij is geboren in de bergen, en heel zijn leven staat in het teken daarvan. Het is, op verschillende manieren, doortrokken van liefde voor de beboste berghellingen en het hooggebergte. Na een moeilijke jeugd komt de weerbarstige Corona te werken in marmergroeven in het noordoosten. Hij krijgt enige bekendheid als beeldhouwer. Een paar stenen beelden, maar later gaat hij vooral met hout werken – zoals zijn grootvader. Op zijn site omschrijft hij zichzelf als ‘dichter van hout’. Tegelijkertijd beoefent hij zijn grote passie: alpinisme. Een aantal beklimmingen in het noordoosten van Italië draagt zijn naam.
Hij schrijft ook, zeker in de lange wintermaanden. Hij begint naam te maken nadat een vriend een aantal verhalen publiceert in een lokale krant. Daarna heeft hij een twintigtal romans en verhalenbundels gepubliceerd. Een groot deel daarvan speelt rond het dorpje waar hij is opgegroeid, Erto, en het gebied van de Valle del Vajont. In die vallei speelde zich in 1963 een tragedie af waarbij bijna tweeduizend doden vielen: een zware aardverschuiving belandde in een stuwmeer, waardoor een enorme watermassa over de dam van het stuwmeer heen sloeg en in de vallei daaronder alles verwoestte wat zij tegenkwam.
Op zijn blog schrijft Corona:
Mensen zijn alpinist zonder dat ze het weten. Ze moeten zich vasthouden aan iets om niet om te vallen.
En als hij zijn filosofie samenvat:
De bergen hebben me gegeven wat vrienden, vrouwen, ouders me niet hebben kunnen geven. Door de bergen voel ik me begrepen, gehoord, gezien. […] Het is het egoïsme van de mensen waardoor zij de dialoog met de aarde niet kunnen hervinden. We vergeten dat we dieren zijn die voorbijgaan, gasten van deze wereld.
Waar gaat Als een steen in de stroom over
Corona kijkt terug op zijn leven. Hij denkt na over de keuzes die hij heeft gemaakt, over de dingen die hem zijn overkomen – de feitelijkheden daarvan heeft hij in eerdere romans al beschreven. Zoals zijn jeugd, met een vader die slaat en een moeder die op een gegeven moment in de laadbak van een rood vrachtwagentje springt en wegrijdt. Dat slaat een diepe wond: dat betekende dat ze me als vuilnis beschouwt, schrijft hij. Hij groeit op bij zijn grootouders, ,,in een huis waar alles oud was en alles zweeg’’. Als hij dertien jaar is, maakt hij de tragedie van ‘zijn’ Vajont-vallei mee. Hij past niet in een vakje, groeit op met ruzies en drank, en vindt alleen maar rust en vrede in de bergen. De laatste tien jaren in deze roman zijn verzonnen, mogelijk zoals hij ze op het moment van schrijven graag had gewild.
Deze terugblik is geen beeldende terugblik op een leven, maar vooral een reeks overpeinzingen. Corona denkt hardop na over wat er is gebeurd, filosofeert erover, houdt zichzelf onbarmhartig tegen het licht. Hij geniet van de roem en zichtbaarheid als zijn boeken succes hebben. Maar hij is ontevreden. Hij lijdt onder ,,de onmogelijkheid om in harmonie te leven’’ en heeft ,,zijn hart met schors omgeven’’. Rust vindt hij alleen in de bergen en in het houtsnijden. Het belangrijkste in het leven is dat anderen niet aan je kop zeuren, concludeert hij. En: ik haalde uit het hout tevoorschijn wat het leven niet had gegeven: een liefdevolle moeder met kind.
Een paar citaten
We zijn kinderen van een vader en een moeder, maar ook een beetje van wat ons is overkomen. En van de plaats waar we zijn opgegroeid. Ruige streken brengen ruige mensen voort, die slechts heel af en toe zeggen ‘ik houd van je’. Als ze dat zeggen is het een wonder. Maar het gebeurt zelden. Het enige lieve woord dat ze kennen is ‘mama’. Ze bezigen het tot het einde aan toe, met één voet in het graf roepen ze nog om hun moeder. Hij niet. Zelfs dat woord was voor hem niet weggelegd geweest. ‘Mama’ had hij nooit gezegd, want hij had geen mama gehad. Hij was een wees geweest met levende ouders. Een leven vol obstakels had hem van zijn ouders beroofd.
Intussen bleef die onvoldane man het leven bespelen alsof het een accordeon was. De ene keer verwijderde hij zich van de wereld die hem had zien opgroeien, de andere keer haastte hij zich ernaar terug. Iedereen in zijn familie, beginnend bij zijn voorouders, had het leven min of meer op die manier gespeeld. In hun enthousiasme trokken sommigen te hard, het instrument ging stuk en met henzelf liep het ook slecht af. Het is onmogelijk om een accordeon te repareren of dicht te naaien, hij zal altijd lucht verliezen en astmatisch klinken.
Hij troostte zich met een gedachte waarvan hij elke dag meer overtuigd raakte: dat hij door zich te isoleren in elk geval zijn naasten geen schade meer zou berokkenen met zijn fouten. Als je op afstand van de mensen leefde, was het niet nodig om slimme trucjes toe te passen en onoprecht te zijn om ze om de tuin te leiden, te overvleugelen, te belazeren, ze de loef af te steken. Eigenlijk was zijn vertrek beter voor de anderen dan voor hemzelf.
Het probleem is dat elke mens, het geluk van elke mens voor een groot deel afhangt van anderen. Het is een keten die de hele wereld omsluit, iedereen is van iedereen afhankelijk. Als het geluk van iemand afhangt van het gedrag en de gemoedstoestand van een ander, kan hij dus niet gelukkig zijn. Want als die ander het geluk van zich afschudt om zichzelf ongelukkig te maken – en dat gebeurt –, dan zal hij ook degene ongelukkig maken die van dat geluk afhankelijk was. Dus, regel één: wees van niemand afhankelijk als het om geluk gaat.
Wat vind ik ervan?
Dit is een onevenwichtig boek. Het staat vol met fraaie zinnetjes die je kunt onderstrepen en in een verzameling aforismes opnemen. Maar de keuze voor een filosoferende terugblik leidt ertoe dat hij zichzelf herhaalt en dat veel overpeinzingen erg wijdlopig en breedsprakig zijn – ‘verboso’ is het Italiaanse woord dat ik niet goed kan vertalen.
Corona schrijft beeldend, en dat leidt soms tot mooie metaforen. Zoals wanneer hij over zichzelf schrijft:
Hij was een knokige lariks, geworteld op steil terrein, gevoed met karige, essentiële kost.
Maar Corona trekt die behoefte aan beeldspraak soms wel erg ver door. Dan gaan je wenkbrauwen omhoog. Sterren ,,als bosbessen”?? Of ,,sterren die als ijskoude gloeiende kooltjes op de sneeuw vallen.’’?? En na een zin als ,,De raven deden kra-kra en lieten af en toe een veer vallen die hun autobiografie in de lucht schreef’’, kreeg ik de neiging het boek weg te leggen – en dat ligt niet aan de vertaling.
Dat is jammer. Er staat veel moois in. De worsteling van ‘een vrije geest’ met zichzelf is bij vlagen ontroerend. Maar op te veel plaatsen gaat dat allemaal schuil onder een te grote verbositeit.
Over het boek
Als een steen in de stroom, 224 pagina’s, 9789028450752
Oorspronkelijke titel: Come sasso nel corrente
Vertaald door: Marieke van Laak
Uitgegeven door Wereldbibliotheek.
Prijs 22,99 (e-book 12,99)
Eerdere recensies
Ik besteed op dit blog regelmatig aandacht aan wat er verschijnt in Nederland aan vertaalde Italiaanse boeken en boeken over Italië. Eerdere recensies gingen over Simona Lo Iacono – De albatros; Nicola Lagioia – Stad van de levenden; Paolo Cognetti – Het geluk van de wolf; Fik Meijer – De vele gezichten van Sicilië; Ilaria Tuti – Bloemen van steen; en Raffaella Romagnolo – Antonio’s oog. Zijn er andere thema’s waarover je hier graag zou lezen? Neem contact op