Het is vandaag de nationale feestdag in Italië. Grote parades langs het Forum Romanum in Rome, politici en president bij elkaar, kransleggingen, vliegtuigen (zie de foto van Ansa), een concert aan de vooravond – ook oud-premier Draghi laat zich weer eens zien. En toch is dit lang niet zo’n gedeeld feest als de Franse Quatorze Juillet of de Amerikaanse Independence Day op 4 juli.
Eerst maar even: waarom 2 juni? Op 2 juni 1946 werd het belangrijkste referendum gehouden uit de geschiedenis van het land. De Italianen moesten een besluit nemen – en voor het eerst mochten ook vrouwen meestemmen. Moest het land een koninkrijk blijven, hoewel koning Vittorio Emanuele zich in de twintig jaar dat de fascistische leider Mussolini aan de macht was, hem weinig in de weg had gelegd? Of moest een land dat in 1860 begonnen was als koninkrijk, voor een nieuwe staatsvorm kiezen?

De Italianen kozen, met twee miljoen stemmen verschil, voor een republiek. In het collectieve geheugen is dit een keerpunt geworden, ook al omdat daarna een nieuwe grondwet is opgesteld. Maar heel lang is het geen echt nationaal feest geweest. Voor velen was 25 april, de datum die als bevrijdingsdag is gevierd, belangrijker. Dat is de dag waarop in 1945 definitief een einde komt aan de laatste resten van de fascistische macht in Italië. Linkse partijen hebben traditioneel het voortouw genomen op die 25e april, waardoor deze dag gaandeweg ook een politieke lading kreeg. De 2e juni raakte op de achtergrond. In 1977 werd die dag zelfs afgeschaft als vrije dag – niet belangrijk genoeg. Links heeft zich ook lang niet gemakkelijk gevoeld bij vlagvertoon, lofredes op la patria en vertoon van militair materieel.
Carlo Azeglio Ciampi
Het was Carlo Azeglio Ciampi die daar verandering in heeft gebracht. Oud-gouverneur van de Centrale Bank, maar vooral de man die als premier en minister van Financiën Italië de eurozone in heeft geloodst. Nadat hij in 1999 tot president werd gekozen, heeft hij grote nadruk gelegd op de symbolen van nationale eenheid. Bij de seizoensopening van het operahuis La Scala in Milaan werd het volkslied gespeeld en de voetballers van het nationale elftal werd ingepeperd dat ze het niet konden maken om de negentiende-eeuwse tekst, hoe gezwollen ook, niet mee te zingen.
Ciampi zette 2 juni ook weer op de lijst van nationale feestdagen. Hij zorgde er ook voor dat de festiviteiten meer gewicht kregen – in eerdere jaren had de nadruk vooral op het militaire vertoon gelegen. Op de parade van vandaag – over de weg die door Mussolini is aangelegd om parades te houden – lopen voorop burgemeesters, met de traditionele sjerp in de Italiaanse driekleur.
Nu staat naast president Mattarella die de parades afneemt, premier Giorgia Meloni. Rechts-nationalistisch, met ergens de erfgenamen van Mussolini in haar stamboom. Ook al blijft ze het uitstekend doen in de peilingen, links verwijt haar dat ze verdeeldheid zaait en persoonlijke rechten wil inperken. De politieke scheidslijnen blijven diep. Het is een vrije dag vandaag, maar voor een aantal Italianen voelt het feest wat ongemakkelijk.