In Washington gooiden de coronamaatregelen roet in het eten. De National Gallery had samen met de Scuderie del Quirinale in Rome een tentoonstelling opgezet om een groot publiek kennis te laten maken met de glorietijden van Genua als artistiek centrum. Alles stond klaar. Eerst Washington, dan Rome. Maar een maand voor de opening, gepland voor september 2021, zei de directie dat er te veel onzekerheden waren om zo’n blockbuster in de VS door te laten gaan – een omstreden besluit. Maar is, mede doordat de National Gallery zijn belofte is nagekomen om topstukken uit te lenen en een deel van de kosten te dragen, deze tentoonstelling toch in Rome geopend – wel met mondkapjes, voorlopig nog.
,,We zijn daar erg blij mee”, zegt Matteo Lafranconi opgelucht tegen een groepje journalisten. Hij is directeur van de Scuderie, een museum dat is ingericht in de voormalige paardenstallen (scuderie) van het presidentiële paleis Quirinaal. Hij hoopt dat de tentoonstelling voor veel bezoekers niet een bevestiging is van wat ze al kennen, maar een ontdekkingsreis. ,,De bloeitijd van Genua is niet zo bekend buiten de lokale context van de stad. Het grote publiek kent de Genuese barok niet.’’
Deze tentoonstelling wil daar verandering in brengen en ook laten zien hoe Vlaamse schilders als Peter Paul Rubens en Antoon van Dyck met hun werk in Genua nieuwe richtingen hebben aangegeven in de schilderkunst. De titel: Superbarocco.
Dat is een woordspeling. Genua heeft als bijnaam ‘la superba’, de superbe stad. De bijnaam stamt uit de veertiende eeuw en komt van de grote dichter Petrarca. Die schreef in een reisverslag uit 1358 dat de stad ‘superba’ is in zijn mensen en zijn muren. Genua was toen al een zeerepubliek die overwegend leefde van de handel. Er waren ook niet veel andere bronnen van inkomsten. Voor landbouw zit Genua te veel knel tussen de bergen en de zee. En visserij leverde niet veel op. ,,Daar kon Genua niet van leven, want door de stromingen in de Middellandse Zee zitten in de Golf van Genua vooral kleine vissen die naar elders gaan om te kunnen groeien’’, zegt Lafranconi.
Leningen aan Spanje
De echte bloeitijd komt met het geld. In de zestiende eeuw groeit het Spaanse rijk razendsnel door de ontdekkingsreizen (Columbus is geboren in Genua!) en geldschieters in Genua gaan het Spaanse koningshuis leningen verstrekken om die groei te kunnen bekostigen. Dat wordt een samenwerking tot wederzijdse voordeel. Genua wordt een van de grootste financiële centra van Europa. En al die nieuwe rijken willen hun status benadrukken met pracht en praal – en graag hele grote schilderijen. Rond 1600 begint in Genua een soort ‘gouden eeuw’ die kunstenaars van heinde en ver trekt.


Zoals Peter Paul Rubens. Hij was al in Italië, aan het hof van de Gonzaga’s in Mantua, maar kreeg lucratieve opdrachten in Genua. Het openingsstuk van de tentoonstelling is het twaalf vierkante meter grote doek dat hij maakte voor de kerk van de jezuïeten in Genua, over de wonderen van hun oprichter Ignatius. Rubens, barokschilder bij uitstek, is een voorbeeld geweest voor een groot aantal lokale schilders in Genua.
Antoon van Dyck
Dat geldt ook, een paar jaar later, voor de man die Rubens als zijn beste leerling beschouwt. Dat is Antoon van Dyck, net als Rubens afkomstig uit Antwerpen. Topstukken op de tentoonstelling zijn een aantal portretten van Van Dyck. Zoals het portret van Elena Grimaldi Cavalleroni Cattaneo, waarschijnlijk uit 1623 (zie voor een detail de foto bovenaan dit stuk). Of de portretten van Anton Giulio Brignole-Sale en zijn vrouw Paola. Het portret van Anton was duurder, blijkt uit de bewaard gebleven rekening, omdat daar een paard op stond. Maar het portret van Paola is mooier. In een zichtbaar kostbaar gewaad staat ze daar, behangen met juwelen en met een bloeiende roos in de hand, die moet onderstrepen dat Paola in de bloei van haar leven is. Dat de papagaai op de stoel naast haar wat veren verliest, is een memento: jeugd en schoonheid vergaan.

Verschillende smaken
Wat de tentoonstelling Superbarocco indirect laat zien, is dat het Genua van toen openstond voor nieuwkomers. Als je genoeg geld verdiende, kon je je aansluiten bij de patriciërs. Er bestond niet een dominerende hofcultuur, zoals bij de paus in Rome of de familie De’ Medici in Florence. En omdat niet iedereen zijn rijkdom wilde laten zien met grote schilderijen, dezelfde smaak had, konden in deze ‘gouden eeuw’ veel uiteenlopende kunstenaars emplooi vinden in Genua.



Navolgers van Caravaggio bijvoorbeeld, of schilders uit de Milanese school. Of kunstenaars die de voorkeur gaven aan een soms wat zoetsappig wordende barokke stijl.

Het is allemaal te zien op de tentoonstelling. Plus nog wat andere kunstwerken die de rijkdom van toen laten zien. Zoals een paar prachtige zilveren schalen (weer gemaakt door een Vlaming, Matthias Melijn) en het ruim twee meter hoge beeld ‘de ontvoering van Helena’, in 1670 gemaakt door de Franse beeldhouwer Pierre Puget.
Genua is dan nog rijk, maar het verval ligt op de loer. Spanje komt in betalingsproblemen. De Middellandse Zee wordt minder belangrijk. Frankrijk krijgt grotere ambities op het Italiaanse schiereiland en bombardeert Genua in 1684 vanuit zee – waarbij veel fresco’s verloren zijn gegaan. Marseille wordt belangrijker als haven, Lyon ontwikkelt zich tot het centrum van de zijde-industrie – met de handel waarin Genua voorheen veel geld heeft verdiend. De papagaai van Van Dyck is zijn veren kwijtgeraakt.