De verhalen zijn fascinerend en de meeste kunstwerken zijn prachtig: een van de interessantste tentoonstellingen nu in Rome is gewijd aan de manier waarop in Italië is geprobeerd tijdens de Tweede Wereldoorlog kunstwerken te beschermen tegen oorlogsschade en tegen hebberigheid van de nazi’s. Die is nog tot 10 april te zien in de Scuderie del Quirinale, op (omhoog)loopafstand van de Trevifontein.
Het begint al met een krachtig en prachtig beeld. Een grote foto van Hitler met daarvóór het beeld ‘de discuswerper’, de Discobolus. Het is een marmeren Romeinse kopie van een beroemd bronzen Grieks beeld dat ook door Leni Riefenstahl is gebruikt in haar propagandafilm over de Olympische Spelen van 1936. Hitler was er op zijn bezoek aan Rome in mei 1938 verliefd op geworden en drong er bij zijn bondgenoot Mussolini op aan het aan hem te verkopen.
Pijlers van Italiaanse identiteit
En zo zit je meteen middenin een discussie van eind jaren dertig. In de fascistische regering zat een minister van ‘Nationale Opvoeding”, Giuseppe Bottai, die ook over het enorme culturele erfgoed ging. Hij stelde dat een van de pijlers van het Italiaanse identiteit het culturele en artistieke verleden is – al lang zichtbaar voordat Italië in het midden van de negentiende eeuw één land werd.
Daarom werkte hij aan het begin van de oorlog al plannen uit kunstschatten in musea en kerken in veiligheid te brengen en monumenten buiten te beschermen – op een filmpje is bijvoorbeeld te zien hoe de zuil van Trajanus in Rome werd beschermd door een enorme getimmerde stellage, en hoe Leonardo da Vinci’s fresco van het Laatste Avondmaal in Milaan met zandzakken werd beschermd.
Hitlers museum
Andere fascistische leiders hadden andere prioriteiten. Als de nazi-bondgenoten gevlijd konden worden met Italiaanse kunstschatten, waarom niet? En zo was de Discuswerper een van de vele kunstschatten die, soms gekocht soms gewoon meegenomen, in Duitse handen terechtkwamen. Want Hitler droomde ervan in zijn geboortestad Linz het grootste kunstmuseum ter wereld te maken.
Zijn rechterhand Hermann Göring, een aristocraat, omringde zich ook graag met Italiaanse kunst. In maart 1943 ruilde hij met de Florentijnse kunsthandelaar Eugenio Ventura, een collaborateur, een aantal schilderijen van Franse impressionisten, meegepikt uit Frankrijk, tegen zestien Italiaanse werken. In 1944 hing de beroemde Danaë van Titiaan, meegenomen uit Napels, in zijn slaapkamer. Op de tentoonstelling is ook een schrift te zien waarin Göring een inventaris bijhield van ‘zijn’ kunstschatten.
Dit is één spoor van de tentoonstelling: de honderden Italiaanse kunstschatten die in nazi-handen zijn gekomen. De arrogantie waarmee de Duitsers zich die toeëigenden, laat zien wie de baas was in Italië, zeker nadat Mussolini in 1943 was afgezet en de geallieerden aan hun langzame opmars vanuit het zuiden begonnen. Overigens is vrijwel alles na de oorlog weer teruggekomen.
Rossini? Niet echt belangrijk
Het andere spoor gaat over de bescherming van kunstschatten tegen oorlogsgeweld. Dan komen er spannende verhalen over museumdirecteuren en sovrintendenten (topambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de kunst in hun gebied) die op alle mogelijke manieren proberen spullen in veiligheid te brengen voor bombardementen.
Soms zijn schilderijen zo groot dat ze heel voorzichtig onder de bomen door moeten worden geloodst. Dan weer trekt een kolonne vrachtwagens ’s nachts zonder licht dwars door Italië om kunstschatten in veiligheid te brengen in het Vaticaan. Sommige sovrintendenten rijden met hun eigen autootje rond om schilderijen weg te brengen. Een enkele keer moet een opslagplaats die veilig leek, inderhaast worden ontruimd omdat ook daar bombardementen dreigen, zoals bij het klooster van Monte Cassino. Soms kruipen de mensen die dat doen, tegen verordeningen van de Duitse bezetter in, door het oog van de naald: bij de controle van een aantal kisten in Carpegna, in oktober 1943, hoeft alleen de kist met muziekaantekeningen van Rossini open – een hoop papier, niet echt belangrijk, vinden de Duitsers.
Prachtige schilderijen

l’angelo custode

Santo Stefano


Madonna del latte


San Francesco
Het bijzondere van deze tentoonstelling is dat het verhaal mede wordt verteld aan de hand van een hele reeks beschermde of teruggehaalde kunstschatten: beelden, kostbare boeken, enorme wandkleden, prachtig aardewerk, maar vooral veel schilderijen. Zo sta je ineens tegenover de prachtige Madonna met kind van Piero della Francesca en kun je genieten van een hele reeks andere schilderijen, vooral uit de veertiende tot de zestiende eeuw.

De bonus komt bijna aan het einde: Titiaans Danaë.

De tentoonstelling, die Arte Liberata is gedoopt, is nog te zien tot en met 10 april. Er is een uitstekende audiotour te downloaden op de mobiele telefoon, in het Italiaans en het Engels. Om te lezen of naar te luisteren. Echt de moeite waard.