Het was weer zo’n weekeind waarin je je realiseert, ook als je al jaren in Rome woont, wat je hier allemaal nog niet hebt gezien. Het FAI, een fonds dat zich inzet voor het behoud van Italiaans erfgoed, had zijn halfjaarlijkse open-monumentendag georganiseerd. In heel Italië zijn daar 330.000 mensen op af gekomen, zo maakte de FAI vandaag bekend. In Rome betekende dat: lange, lange rijen in de warme zon, om iets te kunnen zien wat je normaal niet kunt zien.
Om half tien stond ik klaar bij een zaal van wat wordt beschouwd als het oudste ziekenhuis ter wereld. Het ligt aan de Tiber, op een paar honderd meter van het Sint Pietersplein. Dat is niet toevallig, want het is in de achtste eeuw gesticht als een opvangplaats voor pelgrims die naar Rome kwamen, vooral de angelsaksische pelgrims.
De officiële naam is Arcispedale (hoofdziekenhuis) di Santo Spirito in Saxia – een opvangplaats voor de Saksen dus. Een paar honderd meter verder, bijna tegen het Sint-Pietersplein aan, is ‘het Nederlandse kerkje’, overblijfsel van de plaats waar de Friezen elkaar troffen – ‘Friezen’ was toen de verzamelnaam voor de kustbewoners tussen Duinkerken en Dantzig.
Zoals zo veel in Rome is het vervallen, hersteld, verfraaid, aangepast. Het ziekenhuis maakte deel uit van een groter complex met onder andere een bank, en ernaast is het huidige Ospedale di Santo Spirito. Wat er nu over is van het oude ziekenhuis, gaat terug op de tweede helft van de vijftiende eeuw, op paus Sixtus IV. Die besloot na een verwoestende brand het gebouw opnieuw in te richten.

Orgel
De kern is een enorme zaal van 120 meter lang en twaalf meter breed. Hoog tegen de muren vertellen fresco’s leven en werken van paus Innocentius III, die begin dertiende eeuw het toen bestaande ziekenhuis had verbeterd, en Sixtus IV. In het midden een altaar dat is ontworpen door Andrea Palladio, de architect uit de zestiende eeuw die beroemd is geworden door zijn villa’s in het noordoosten van Italië. Daarachter, in een soort nis, moet vroeger ook nog een orgel hebben gestaan. Een orgel in een enorme ziekenzaal waar zo’n honderdvijftig mensen werden verzorgd – ik weet niet of de zieken dat erg op prijs hebben gesteld. Sowieso moet je je best doen om deze prachtige zaal, met een bewerkt plafond en zijn fresco’s, te zien als een plaats waar eeuwen geleden rijen vol bedden met kreunende zieken hebben gestaan.






We kijken, een gids vertelt, een begeleider houdt de tijd in de gaten, want er staan nog honderden mensen te wachten die dit ook willen zien. Er is geen tijd voor het zaaltje waar eeuwen geleden proeven werden gedaan met een medicijn tegen malaria. We verlaten het gebouw door een portaal dat vroeger de hoofdingang was, met een rijkelijk bewerkte lijst om de kolossale deuren. Hoe vaak ben ik hier niet voorbij gegaan zonder dit te zien?
San Cosimato
De tweede stop is een plaats waar ik nooit eerder was: het complex van San Cosimato in Trastevere. Dat gaat terug tot de twaalfde eeuw en is aanzienlijk opgeknapt onder dezelfde Sixtus IV die de ziekenzaal zo mooi had gemaakt. Een kleine kerk gekoppeld aan een groot klooster – delen ervan zijn nu in gebruik als ziekenhuis. En hoewel we daar verre van blijven, moet ook hier het mondkapje op. Italianen zijn legalistischer dan veel Nederlanders denken.






De kleine kloosterkerk is in 1871 gerenoveerd. Daarbij zijn de fresco’s die Sixtus vier eeuwen daarvoor had laten aanbrengen, vrijwel verdwenen. De twee vierkante kloostergangen onderstrepen opnieuw de gelaagdheid van Rome. Aan de muren is goed te zien hoe hier later een stuk bij is gebouwd. In de Romeinse tijd was hier een enorm waterbassin, anderhalve meter diep, waarop zeeslagen konden worden nagespeeld. In de muren aan de binnenkant van de kloostergang zitten vol memento’s ingemetseld die in de loop der eeuwen hier zijn gevonden.
De dag was nog niet voorbij. Maar daarover morgen meer.